Skip to content

Verplichtingen verhuurder

Verplichtingen van de verhuurder zijn juridisch vastgelegd in afdeling 7.4.2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De verhuurder moet de gehuurde zaak tijdig ter beschikking stellen voor gebruik door de huurder (art. 7:203 BW). Een vertraging leidt ertoe dat de verhuurder zonder ingebrekestelling aansprakelijk is voor schade, omdat in dat geval doorgaans een fatale termijn wordt overschreden (art. 6:83 sub a BW).

Verder is de verhuurder verantwoordelijk voor gebreken die niet aan de huurder zijn toe te schrijven (art. 7:204-210 BW), inclusief immateriële gebreken zoals overlast en het verwaarlozen van preventief onderhoud.

De verhuurder heeft de verplichting om het gehuurde in redelijke staat van onderhoud te houden, inclusief ‘groot onderhoud’. ‘Klein onderhoud’ is daarentegen de verantwoordelijkheid van de huurder volgens art. 7:206 lid 2 BW. Bij gebreken moet de verhuurder deze verhelpen, tenzij dit objectief gezien onredelijk duur is (art. 7:206 lid 1 BW). Deze verplichting ontstaat pas na een verzoek van de huurder.

Indien de verhuurder deze verplichtingen niet nakomt, kan de huurder drie vorderingen instellen: partiële ontbinding (art. 7:207 BW), gehele ontbinding (art. 7:210 BW in combinatie met art. 6:267 BW), of recht op schadevergoeding (art. 7:208 BW).