Het huurrecht met betrekking tot middenstandsbedrijfsruimte, zijnde winkelruimte, kan als een van de meest complexe onderdelen van het burgerlijke recht worden beschouwd. Middenstandsbedrijfsruimte omvat de huur van een pand waar diensten of goederen worden geleverd (art. 7:290 lid 2 BW).
De huurovereenkomst voor dit type bedrijfsruimte wordt telkens aangegaan voor een periode van vijf jaar, met de mogelijkheid tot verlenging voor nog eens vijf jaar (art. 7:292 BW). Indien na deze verlenging geen opzegging plaatsvindt, wordt de huurovereenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd, tenzij anders is overeengekomen (art. 7:300 lid 1 BW).
Gedurende de eerste tien jaren geldt een uitgebreide huurbescherming, waarbij de verhuurder de huurovereenkomst slechts kan opzeggen op twee gronden:
- Slechte bedrijfsvoering door de huurder (art. 7:296 lid 1 sub a BW).
- De verhuurder of zijn naaste familielid/-leden heeft of hebben het verhuurde dringend nodig (art. 7:296 lid 1 sub b BW). In dit geval ontstaat een schadevergoedingsplicht jegens de huurder en eventuele onderhuurder (art. 7:299 lid 1 BW).
Na tien jaar is sprake van minder huurbescherming van de huurder en zijn er meer gronden voor opzegging door de verhuurder, waaronder de open belangenafweging (art. 7:296 lid 3 BW).
Opzegging van de huurovereenkomst met een looptijd van 5 tot 10 jaar kan door beide partijen worden gedaan tegen het einde van de huurtermijn (art. 7:293 lid 1 BW), en moet geschieden bij exploot of aangetekende brief (art. 7:293 lid 2 BW), met een opzegtermijn van één jaar (art. 7:293 lid 2 BW). Bij een beëindigingsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geen opzegging door de huurder of verhuurder vereist (art. 7:293 lid 3 BW).
Bij opzegging moet de verhuurder altijd de opzeggingsgronden vermelden; anders is de opzegging nietig (art. 7:294 BW).
In tegenstelling tot woonruimte worden onderhuurders en medehuurders niet op dezelfde wijze beschermd (art. 7:269 BW resp. art. 7:266 – 268 BW). De huurder heeft het recht tot onderhuur, tenzij de verhuurder hier bezwaar tegen maakt (art. 7:221 BW).
De bovenstaande regels (art. 7:291 t/m 7:300 BW) zijn niet van toepassing wanneer bedrijfsruimte voor twee jaar of korter wordt verhuurd (art. 7:301 lid 1 BW). In dat geval is er ook geen opzegging vereist volgens de algemene regel van art. 7:228 BW, en geniet de huurder geen huurbescherming.