De Wet Bibob is opgesteld om te voorkomen dat de overheid onbewust strafbare feiten faciliteert. Overheidsinstanties hebben op basis van deze wet de bevoegdheid om vergunningen in te trekken, subsidies te weigeren, vastgoed niet te verkopen, enzovoort.
Het Landelijk Bureau Bibob (LBB) is de instantie dat Bibob-adviezen verstrekt wanneer overheidsinstanties hierom vragen.
In de Algemene wet bestuursrecht, zijn ook mogelijkheden opgenomen om bijvoorbeeld vergunningen of subsidies in te trekken, maar dit gebeurt vaak pas achteraf. Dankzij de Wet Bibob kan er nu voorafgaand aan de besluitvorming een grondige toetsing plaatsvinden.
Wanneer kan de Wet Bibob worden toegepast?
- Bij het aanvragen van een subsidie of vergunning, bijvoorbeeld voor een bouwvergunning van een pand of een drankvergunning voor een café;
- Bij inschrijving voor een overheidsopdracht, zoals de renovatie van een overheidsgebouw;
- Bij de koop of verkoop van vastgoed van de overheid.
Hoe verloopt de beoordeling volgens de Wet Bibob?
Volgens artikel 7a van de Wet Bibob kan een overheidsinstantie eerst zelf onderzoek doen, de zogenaamde Bibob-toets. Degene die bijvoorbeeld een vergunning aanvraagt, vult een Bibob-vragenformulier specifiek voor die vergunning in. Hierin worden gegevens zoals de reden van de aanvraag, informatie over de onderneming en de personen die er werken, eerdere strafrechtelijke veroordelingen, leidinggevenden, en eventuele eerdere weigeringen of intrekkingen van aanvragen gevraagd.
Na ontvangst van het formulier doet de overheidsinstantie verder onderzoek, waarbij ze strafrechtelijke informatie opvraagt en eigen bronnen gebruikt. Uiteindelijk wordt beoordeeld of er een gevaar bestaat dat de subsidie, vergunning, of opdracht mede zal worden gebruikt om criminele gelden te benutten (A-grond), dan wel mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen (B-grond).
Als de overheidsinstantie na eigen onderzoek onvoldoende informatie heeft, kan ze het Landelijk Bureau Bibob (LBB) raadplegen. Het LBB kan een Bibob-advies geven, waarbij het eigen onderzoek van de overheidsinstantie wordt meegestuurd. De betrokkene wordt geïnformeerd over de adviesaanvraag aan het LBB.
Het LBB heeft in tegenstelling tot een gemeente de beschikking tot diverse bronnen waaruit zijn alle relevante informatie kan ophalen. Het LBB heeft bijvoorbeeld toegang tot gegevens van Politie en Jusititie, de Belastingdienst, enzovoort. Het LBB beoordeelt of er een ernstig gevaar bestaat dat de overheid ongewild strafbare faciliteert, in het geval zij de opdracht/subsidie/vergunning zou verstrekken. Daarnaast beoordeelt het LBB of een vermoeden bestaat dat ter verkrijging of behoud van een beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Dat kan namelijk ook een reden zijn om de beschikking niet af te geven/in te trekken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het bewust verkeerd invullen van de Bibob-vragenlijst.
Het LBB kan drie adviezen geven:
- Er is sprake van een ernstige mate van gevaar.
- Er is sprake van een mindere mate van gevaar.
- Er is geen sprake van gevaar.
Na het advies neemt de overheidsinstantie een beslissing. Daarbij is de overheidsinstantie niet gebonden aan het advies van het LBB. Een van de belangrijkste redenen is dat de overheidsinstantie ook moet beoordelen of een eventuele weigering of intrekking van de beschikking evenredig is. Die beoordeling maakt het LBB niet. Niettemin zal de overheidsinstantie in de meeste gevallen het advies van het LBB overnemen.
Als uit het Bibob-onderzoek blijkt dat er sprake is van ‘ernstig gevaar’ op basis van a- of b-grond, kan de subsidie, vergunning, of opdracht worden geweigerd. Dat kan ook indien er een vermoeden bestaat dat de ter verkrijging of behoud van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd. De overheidsinstantie moet de weigering goed motiveren. Wanneer de overheidsinstantie het advies van het LBB overneemt dient het zich ervan te vergewissen dat het advies en het daartoe gestelde onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de feiten de conclusies kunnen dragen.
Het kan voorkomen dat een subsidie of vergunning is verleend, maar er achteraf sprake blijkt te zijn van een ernstig gevaar. In dit geval kan de overheidsinstantie de subsidie, vergunning, of opdracht alsnog intrekken.
Een gemeente kan ook een positieve beslissing nemen. De vergunning kan worden verleend of onder bepaalde voorwaarden worden verleend, zoals extra controles. Dit kan helpen om mogelijke risico’s te beperken.
Tegen een negatief besluit van de gemeente, waarbij een Bibob-advies is gebruikt, kunnen rechtsmiddelen worden ingezet. Wanneer de gemeente voornemens is om een beschikking te weigeren, dan wel in te trekken, dient zij dit kenbaar te maken aan de betrokkene. De betrokkene heeft twee weken om een zienswijze in te dienen. Daarna neemt de gemeente een definitief besluit. Tegen dit besluit kan binnen zes weken bezwaar worden ingesteld. Een voorlopige voorziening kan ook worden aangevraagd om de gevolgen van de weigering, dan wel intrekking van de beschikking op te schorten, indien een spoedeisend belang aanwezig is. Indien het bezwaar ongegrond wordt verklaard, kan de betrokkene beroep instellen bij de bestuursrechter. Tot slot kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.