VOG
De VOG is in feite een achtergrondcontrole door de overheid om te bepalen of iemands verleden bezwaarlijk is voor een specifieke taak of functie. Een VOG is vaak vereist in sectoren zoals het onderwijs, de zorg, en bij overheidsfuncties. Maar het is ook nodig voor andersoortige beroepen, zoals taxichauffeur bijvoorbeeld. Voor sommige functies kunnen strengere, dan wel andere eisen gelden met betrekking tot het strafblad en zijn er specifieke screeningsprofielen opgesteld.
Het doel van de VOG is om risico’s in bepaalde functies te minimaliseren, zoals misbruik van positie of informatie. Justis kijkt naar strafbare feiten die relevant zijn voor de functie of het doel waarvoor de VOG wordt aangevraagd.
Redenen voor Afwijzing
Strafblad: Afhankelijk van de aard, ernst, en recentheid van strafbare feiten op uw strafblad, kan een VOG-aanvraag worden afgewezen. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) houdt Justis rekening met alle justitiële gegevens die vermeld staan in de justitiële documentatie (strafblad). Hieronder vallen niet alleen veroordelingen, maar ook schikkingen, lopende zaken en sepots. Een vrijspraak wordt niet meegewogen (Artikel 35 lid 3 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens). Bij sepots moet het echter gaan om een voorwaardelijk sepot of een beleidssepot en dus geen technisch sepot. Een technisch sepot doet zich voor wanneer er bijvoorbeeld onvoldoende bewijs was om tot vervolging over te gaan of wanneer u ten onrechte als verdachte werd beschouwd.
Justis heeft ook de bevoegdheid om politiegegevens te raadplegen en informatie op te vragen bij het Openbaar Ministerie en de reclassering. Tot slot kan Justis justitiële gegevens uit het buitenland opvragen via ECRIS, met betrekking tot onherroepelijke veroordelingen in andere EU-lidstaten.
Op basis van alle relevante gegevens zal Justis beoordelen of de VOG wordt afgegeven, dan wel niet wordt afgegeven. Wanneer Justis voornemens is om geen VOG afgegeven, dient dit voornemen aan de betrokkene kenbaar te worden gemaakt. De betrokkene heeft twee weken om een zienswijze in te dienen. Daarna neemt Justis een definitief besluit. Tegen dit besluit kan binnen zes weken bezwaar worden ingesteld. Een voorlopige voorziening kan ook worden aangevraagd om de gevolgen van de weigering op te schorten, indien een spoedeisend belang aanwezig is. Indien het bezwaar ongegrond wordt verklaard, kan de betrokkene beroep instellen bij de bestuursrechter. Tot slot kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.